-
1 siegen
siegen1 (over)winnen ⇒ zegevieren, de overwinning behalen♦voorbeelden:hoch, knapp siegen • een grote, krappe overwinning behalengegen, über jemanden siegen • iemand overwinnen, (het) van iemand winnen -
2 Siegespalme
Siegespalme〈v.〉♦voorbeelden: -
3 die Siegespalme davontragen
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > die Siegespalme davontragen
-
4 Sieg
〈m.; Sieg(e)s, Siege〉♦voorbeelden:1 ein glatter, klarer Sieg • een duidelijke, overtuigende overwinningeinen Sieg buchen, davontragen • een overwinning boeken, behalenauf Sieg spielen • spelen om te winnenunser Sieg über den Feind • onze zege over, overwinning op de vijand
Перевод: с немецкого на нидерландский
с нидерландского на немецкий- С нидерландского на:
- Немецкий
- С немецкого на:
- Нидерландский